In zeventiende-eeuwse Nederlandse toneelstukken werd geregeld gezongen door een koor (of een rei), dat zingend commentaar gaf bij de gebeurtenissen op de scène. Sommige van deze reizangen werden buiten de theaterzalen populair en verder verspreid via liedboeken. Onderzoekers weten dat reien werden gezongen, maar kennen niet altijd de melodie waarop de tekst werd gezongen. Gedrukte toneelteksten bevatten namelijk zelden muzieknotatie of wijsaanduidingen (= een verwijzing naar een melodie waarop de tekst moest worden gezongen). Wel is het zo dat vele reizangen contrafacten waren, dit wil zeggen liederen waarbij een nieuwe tekst op een bestaande melodie was gezet. Soms slagen onderzoekers erin om via de strofeschema’s een reizang te koppelen aan een melodie. Een goed begrip van strofeschema’s is daarvoor noodzakelijk. Vier aspecten zijn in strofeschema’s van belang:
- Eindrijm: de klanken die op het einde van een versregel met elkaar rijmen worden schematisch uitgedrukt in letters. De eerste rijmklank wordt weergegeven met A, de tweede met B, de derde met C, enzovoort.
- Rijmgeslacht: Een rijm is mannelijk als de laatste lettergreep van de versregel wordt geaccentueerd. Een rijm is vrouwelijk rijm als de laatste lettergreep van de versregel niet wordt geaccentueerd. Een mannelijk eindrijm wordt uitgedrukt met hoofdletters (A, B, C,….), een vrouwelijk met kleine letters (a, b, c,…).
- Aantal heffingen (of accenten) per versregel: Om het aantal heffingen per regel te bepalen moet je weten dat een ongeaccentueerde lettergreep (heel soms twee ongeaccentueerde lettergrepen) steeds wordt gevolgd door een geaccentueerde lettergreep.
- Opmaat of neermaat: Als de eerste lettergreep van de versregel niet geaccentueerd is, dan noemen we dat een opmaat. We geven dit weer we door een punt te plaatsen voor het cijfer dat het aantal heffingen signaleert. Als de eerste lettergreep wel geaccentueerd is, dan noemen we dit een neermaat. In zulke gevallen noteren we geen punt voor het cijfer dat het aantal heffingen signaleert.
In de onderstaande tabel hebben we een voorbeeld uitgewerkt. Het eindrijm wordt in de tabel steeds voorlopig met een hoofdletter genoteerd. Pas als je weet of het eindrijm mannelijk is of vrouwelijk weet je of de hoofdletter moet worden aangepast in een kleine letter. De onderstreepte lettergrepen geven de accenten aan.
eindrijm | # heffingen per vers | mannelijk / vrouwelijk rijm | opmaat / neermaat | |
O kerstnacht schoner dan de dagen, | A | 4 | a | . |
hoe kan Herodes ’t licht verdragen, | A | 4 | a | . |
dat in uw duisternisse blinkt | B | 4 | B | . |
en wordt gevierd en aangebeden? | C | 4 | c | . |
Zijn hoogmoed luistert naar geen reden, | C | 4 | c | . |
hoe schel die in zijn oren klinkt. | B | 4 | B | . |
Het strofeschema wordt dan .4a.4a.4B.4c.4c.4B
Vraag 8.1
Reconstrueer op het antwoordblad het strofeschema van de reizang ‘Waer werd oprechter trouw’:
Waer werd oprechter trouw
tusschen man en vrouw
ter weereld oit gevonden.
Twee zielen gloende aen een gesmeed
vast geschakelt en verbonden
in lief en leedt.
(uit: Gysbreght van Aemstel (1637), Vondel)
Vraag 8.2
Stel het strofeschema op van de reizang ‘Ik roep de zon aen’:
Ik roep de zon aen, voor wiens klaerheit
de starrelichte nacht
vertrekken moet met zijne naerheit,
wort in slaep gebraght.
Ik roep de zon aen, datze ontvouwe
waer zich Alkemenes zoon
versteekt, in zeeklip’ of landouwe.
O zon, die ’t al ten toon
kunt stellen, en ons openbaeren,
zegh op: waer is hy heengevaeren?
(uit: Herkules in Trachin (1668), Vondels vertaling van een toneelstuk van Sophocles)
Op basis van de opgestelde strofeschema’s kunnen we nu op zoek naar de bijbehorende melodie. Hieronder geven we voor de reizangen ‘Waer werd oprechter trouw’ en ‘Ik roep de zon aen’ telkens drie keer een incipit (=de eerste versregel) van drie oudere liederen. Welke van deze oudere liederen wordt gezongen op dezelfde melodie als de reizang?
Vraag 8.3: Reizang ‘Waer werd oprechter trouw’
- N’espérez plus mes yeux
- Seght my, seght my, myn schoon vriendinne
- Helaes! Amour, wat gaet my aen?
Vraag 8.4: Reizang ‘Ik roep de zon aen, voor wiens klaerheit’
- Mocht ik in de lucht vliegen
- Wat dunckt u van die kale jonckers
- ‘t Vinnig stralen van de zon
OPLOSSING
[8.1] strofeschema: .3A 3A.3b.4C 4b.2C
[8.2] strofeschema: .4a.3B.4a 3B.4c 4D.4c.4D.4e.4e
[8.3] Het juiste antwoord is 1
[8.4] Het juiste antwoord is 2