Opgave 11: KLANKVERSCHUIVINGEN

(opgesteld door Prof. dr. Reinhild Vandekerckhove)

In de loop der eeuwen is het Nederlands veranderd. Vandaag zeggen we bijvoorbeeld ‘een brug’, ‘een vrouw’ en ‘een boon’. Vroeger hadden deze woorden een ‘e’ aan het einde en zei men ook: ‘brugge’, ‘vrouwe’ en ‘bone’. Die eind-e is er nu niet meer in het Standaardnederlands, maar in de dialecten in het westen van Vlaanderen en in het noordoosten van Nederland is ze wel bewaard. 

Ook schrijven we vandaag in het Standaardnederlands nog wel ‘bruggen’, ‘vrouwen’ en ‘bonen’, maar velen van ons spreken deze woorden uit als ‘brugge’, ‘vrouwe’ en ‘bone’ zonder n-klank op het einde. Andermaal is deze eind-n wel bewaard gebleven in diverse dialecten in Vlaanderen en Nederland. 

We zetten de twee uitspraakevoluties (of klankverschuivingen) van het Algemeen Nederlands onder elkaar:

(1) Brugge, vrouwe, bone (enkelvoud)  –> brug, vrouw, boon

(2) Bruggen, vrouwen, bonen (meervoud) –> brugge, vrouwe, bone (al schrijven we nog wel: bruggen…)

Er is maar één mogelijke chronologische volgorde voor deze twee verschuivingen. De ene moet voor de andere plaatsvinden.  

Duid hieronder de correcte beweringen aan. OPGELET: minstens één optie is correct. Meerdere correcte opties zijn mogelijk:

A. Alle (dialect)sprekers die ‘bonen’ zeggen voor het meervoud, gebruiken ‘bone’  voor het enkelvoud.

B. Alle (dialect)sprekers die ‘bone’ voor het enkelvoud zeggen, gebruiken voor het meervoud ‘bonen’.

C. Sprekers die ‘boon’ zeggen in het enkelvoud, kunnen hetzij ‘bonen’, hetzij ‘bone’ voor het meervoud gebruiken.

 

Het gaat hier om klankveranderingen die zich vooral sinds de 15e eeuw hebben doorgezet, al worden de eerste sporen ervan vroeger aangetroffen.  In Hollandse documenten duikt bijvoorbeeld rond 1300 al de vorm ‘son’ op i.p.v. het oudere ‘sonne’ (voor ‘zon’).

De weglating van de eind-e heeft de weglating van de eind-n mogelijk gemaakt.  De eerstgenoemde klankverandering heeft dus voor de tweede plaatsgevonden.  Het meervoudige ‘bonen’ kon namelijk niet als ‘bone’ worden uitgesproken zolang het enkelvoud ook ‘bone’ was.  Dat zou er namelijk voor gezorgd hebben dat er geen verschil meer te horen was tussen het enkelvoud en het meervoud.  Klankveranderingen die dergelijke (grammaticale) ambiguïteiten creëren, worden meestal geblokkeerd.  En dat is ook hier het geval geweest.  Eén bone, twee bone, of één vrouwe, twee vrouwe, dat kan dus niet.

De dialecten die de Middelnederlandse uitspraak ‘bone’ bewaard hebben, hebben bijgevolg ook de eind-n voor het meervoud bewaard (optie B).  Dat geldt bijvoorbeeld voor de West-Vlaamse dialecten en voor bepaalde Groningse dialecten. 

Maar er zijn ook Groningers die het gewoon over een ‘boon’ hebben en toch de eind-n behouden voor het meervoud: een boon, twee bonen.  Ook de Twentse cabaretier Herman Finkers spreekt de eind-n altijd heel nadrukkelijk uit voor meervoudsvormen als ‘bonen’ en ‘vrouwen’, maar hij heeft het wel degelijk over ‘zijn vrouw’ en niet over ‘zijn vrouwe’.   De eind-e is voor hem dus verdwenen, de eind-n echter niet.

In een groot deel van ons taalgebied hebben zich echter beide klankveranderingen doorgezet: zowel de eind-e als de eind-n zijn in dat geval verdwenen uit de spreektaal: een boon, twee bone.  

Conclusie: voor wie ‘boon’ zegt, zijn er twee scenario’s mogelijk voor het meervoud: ‘bonen’ of ‘bone’ (optie C).   Beide scenario’s zijn wel degelijk te vinden in onze dialecten en ook in de algemene spreektaal van mensen uit die dialectregio’s. 

Dat betekent ook dat optie A niet klopt: de eind-n kan behouden worden, ook als de eind-e weggevallen is. Het juiste antwoord is dus:   

A. Alle (dialect)sprekers die ‘bonen’ zeggen voor het meervoud, gebruiken ‘bone’  voor het enkelvoud. (klopt niet)

B. Alle (dialect)sprekers die ‘bone’ voor het enkelvoud zeggen, gebruiken voor het meervoud ‘bonen’. (klopt)

C. Sprekers die ‘boon’ zeggen in het enkelvoud, kunnen hetzij ‘bonen’, hetzij ‘bone’ voor het meervoud gebruiken. (klopt)