Opgave 13: OUD- EN MIDDELNEDERLANDS

(opgesteld door Dr. Elisabeth de Bruijn, Dr. Wouter Haverals, Prof. dr. Remco Sleiderink, Prof. dr. Mike Kestemont)

Hieronder staan de beginverzen van Psalm 18, eerst in het Oudnederlands daarna in het Middelnederlands.

 

Oudnederlands:

Himila tellunt guodlikhêide godes inde uuerk hando sînro furkundit festi. Dag dages ûtropizot uuort, in naht nahti cundit uuîsduom. Ne sint sprâken noh uuort thero ne uuerthin gihôrda stemmen iro. An allero erthon fuor lût iro, inde an endon ringis erthon uuort iro. An sunnun satta selitha sîna in he also brûdegomo forthgangande fan bettekameren sînro.

[Vertaling: De hemelen verkondigen de heerlijkheid van God / En het firmament verkondigt de werken van zijn handen. De dag spuwt het woord van de dag en de nacht toont kennis aan de nacht. Er zijn geen uitingen of woorden waarin hun stemmen niet gehoord worden. Over de hele aarde ging hun geluid en tot aan de einden van de omtrek van de aarde (gingen) hun woorden. In de zon plaatste hij zijn tent en hij (is) als een bruidegom die uit zijn slaapkamer komt.]

 

Middelnederlands:

Die hemele vertellen Gods glorie, ende dat firmament boetscap die werke van sinen handen. Die dach worpt uut des daechs wort, ende die nacht wiset die nachte const. En sijn negeene spraken noch talen, vanden welken niet en worden ghehort haer stemme. In alle die werelt ginc uut haer luut ende in dende der rontheyt vander werelt haer worde. Hi settede sine tabernacule inder sonnen ende hi es als een brudegom vort comende uut siere salen.

 

Geef in onderstaande tabel met een kruisje aan of de volgende uitspraken betrekking hebben op het Oudnederlandse of het Middelnederlandse fragment:

Oudnederlands Middelnederlands
Bezitsrelaties worden uitgedrukt met een naamvalsuitgang en niet met een voorzetsel.
Volle klinkers worden vaak afgezwakt tot een sjwa (ook wel ‘doffe e’ genoemd) in niet-beklemtoonde lettergrepen.
Het bezittelijk voornaamwoord wordt achter het zelfstandig naamwoord geplaatst.
1.
Zowel in het Oudnederlands als in het Middelnederlands wordt de vorm van een woord aangepast — of beter: verbogen — om een bezitsrelatie uit te drukken. Die aanpassing van woorden zien we onder meer in guodlikhêide godes (Oudnederlands) en Gods glorie (Middelnederlands). Daarnaast is het in het Middelnederlands ook mogelijk om een bezitsrelatie aan te geven door het voorzetsel ‘van’ te gebruiken. Dat zien we bijvoorbeeld in hando sînro (Oudnederlands) – van sinen handen (Middelnederlands). 
 
2.
Voorbeelden van het afzwakken van volle klinkers (in het Oudnederlands) tot een sjwa (in het Middelnederlands) zijn:
– himila – hemele
– hando – handen
– nahti – nachte
– endon – dende
– satta – settede
– sîna – sine
– sunnun – sonnen
– sînro – siere
 
3.
Het fragment bevat enkele voorbeelden waaruit blijkt dat het bezittelijke voornaamwoord in het Oudnederlands achter het zelfstandig naamwoord wordt geplaatst:

– hando sînro – van sinen handen
– stemmen iro – haer stemme
– lût iro – haer luut
– uuort iro – haer worde
– selitha sîna sine tabernacule
– bettekameren sînro – siere salen

 
Oudnederlands Middelnederlands
Bezitsrelaties worden uitgedrukt met een naamvalsuitgang en niet met een voorzetsel.
Volle klinkers worden vaak afgezwakt tot een sjwa (ook wel ‘doffe e’ genoemd) in niet-beklemtoonde lettergrepen.
Het bezittelijk voornaamwoord wordt achter het zelfstandig naamwoord geplaatst.
Bronnen:
Oudnederlands:
– Naar: Youri Desplenter, ‘De Wachtendonckse Psalmen (ca. 900). In: P. Gillaerts, H. Bloemen, W. François en A. den Hollander (red.), De Bijbel in de Lage Landen. Elf eeuwen van vertalen, Heerenveen, 2015, pp. 46-57 (aldaar 55-56) die zich voor de vertaling van het Oudnederlands baseert op het Oudnederlands Woordenboek (zie http://gtb.inl.nl/)
 
Middelnederlands fragment:
– ‘Psalm 18, 2-6’. Uit: Bijbelvertaler van 1360, Psalmen. In: Instituut
voor Nederlandse Lexicologie (samenstelling en redactie), Cd-rom Middelnederlands. Sdu Uitgevers/Standaard Uitgeverij, Den Haag/Antwerpen 1998)