Voorbeeldvraag 5

Tussentaal

Enkele weken geleden kwam de kersverse Vlaamse minister-president Jan Jambon onder vuur te liggen, omdat hij in het Vlaamse parlement tussentaal had gebruikt. Hij had meer bepaald tot herhalens toe een parlementslid de mond gesnoerd met de uitspraak ‘Da gade gij ni bepalen’. Nogal wat waarnemers vonden dit ongepast taalgebruik voor een minister-president. Weer anderen schepten plezier in de uitspraak. Kijk bijvoorbeeld naar dit filmpje uit het televisieprogramma ‘De ideale wereld’.  

Jonge klimaatactivisten gebruikten de uitspraak van Jan Jambon dan weer om hun protest te rechtvaardigen.

Los van alle commotie is het zinnetje ‘Da gade gij ni bepalen’ taalkundig erg interessant. Het bevat namelijk sporen van het taalkundige fenomeen ‘enclise’:

Als ‘gij’ in Vlaamse tussentaal na de persoonsvorm komt, versmelt het met deze persoonsvorm. Bijvoorbeeld: ‘Gaat ge mee?’ wordt ‘Gade mee?’. Soms wordt de ‘gij’ zelfs opnieuw toegevoegd na de enclitische vorm. Dan krijg je: ‘Gade gij mee?’. Dit laatste is ook het geval in de uitspraak van Jan Jambon: ‘Da gade gij ni bepalen.’ De versmelting van een woord met een eraan voorafgaand woord noemen we enclise. Het clitische (‘versmeltende’) woord ondergaat dan een proces van reductie.