Voorbeeldvraag 1

Moderne letterkunde

Een sonnet is een dichtvorm die ontstond in het Italië van de 13de eeuw. De traditie schrijft voor dat een sonnet bestaat uit 14 versregels, gewoonlijk verdeeld over 2 kwatrijnen en 2 terzinen. Als je weet dat een kwatrijn bestaat uit 4 versregels en een terzine uit 3 versregels, dan kun je hopelijk de onderstaande, door elkaar geklutste sonnetregels van de schrijver Hugo Claus (1929-2008) weer in de juiste volgorde zetten en er opnieuw een volwaardig sonnet van maken. Om je te helpen geven we het rijmschema van het gedicht: ABAB – CDCD – EFG – FEG. (Elke hoofdletter staat voor een aparte klank op het einde van de regel. In dit sonnet rijmt dus de eerste regel met de derde, de tweede met de vierde, enzovoort.)

 

[1] En lach om wat ik was, onder meer

[2] Denk aan de vingers die deze regels schreven

[3] over het geduldig gras,

[4] mijn lief, sta daar niet voor schut

[5] de onderbroek die steeds afzakte,

[6] in onze tijd van verlangen

[7] en veeg de rimmel van je wangen.

[8] en die je streelden tijdens hun leven.

[9] het gesnurk in de bioscoop,

[10] naar jou keer op keer

[11] van wat ik was wordt leeggeschud

[12] de debiele grap en de logge loop

[13] Als dan het koperen keteltje vol as

[14] toen ik je nu warme weelde pakte.

Oplossing: de juiste volgorde is 13 – 11 – 3 – 4 – 7 – 2 – 6 – 8 – 1 – 9 – 5 – 12 – 10 – 14.