Duid hieronder het tekstfragment aan dat de meeste leesproblemen zou moeten opleveren voor een in het Nederlands opgroeiend kind met dyslexie.
A. De kraan in de keuken is stuk. Ik zal na mijn werk iemand bellen. Ik hoop dat die snel komt kijken en de kraan weer herstelt.
B. Zij had de kraan in de badkamer helemaal laten openstaan. Het water bleef snel stromen en was over de dure vloer tot tussen twee kasten gelopen.
C. Het zweet druppelde van mijn gezicht na het fietsen. In de badkamer ging ik mij snel verfrissen. Maar ik fiets graag als het warm weer is.
D. Hij had graag gefietst, omdat het zo warm was vandaag. Maar de band van zijn fiets was lek en dus kon hij fluiten naar zijn uitje.
B is de zin waar je de meeste leesproblemen kunt verwachten. In die zin is de relatie tussen letters en klanken namelijk opmerkelijk minder consistent. In het woord ‘badkamer’ wordt dezelfde letter (‘a’) de ene keer als /a/ en de andere keer als /aa/ uitgesproken. Dezelfde inconsistentie doet zich voor bij de letter ‘o’, die als /o/ of /oo/ wordt uitgesproken in ‘open’, ‘stromen’ en ‘tot’, de letter ‘e’, die als /e/, /ee/ of /ə/ (= de sjwa) wordt uitgesproken in ‘de’, ‘hele’ en ‘snel’, en de de letter ‘u’, die als /u/ of /uu/ wordt uitgesproken in ‘dure’ en ‘tussen’.