In de zeventiende eeuw zong iedereen, thuis en onderweg, samen en alleen. Kleine, goedkope liedboekjes waren toen erg populair. Voor nieuwe liederen werden vaak bestaande melodieën gebruikt, zodat de mensen ze snel konden meezingen. Dit hergebruik van melodieën heet contrafactuur. Dichters hoefden er bij het maken van nieuwe teksten alleen maar op te letten dat ritme en rijm hetzelfde waren als bij de oude tekst. Het drukken van muzieknoten was duur en moeilijk, dus hadden veel muziekboekjes alleen wat we ‘wijsaanduidingen’ noemen. Dan stond boven een lied bijvoorbeeld: ‘Te zingen op de wijs van het Wilhelmus’.
Hieronder vind je de eerste strofe van een lied over Cupido uit Het Brussels moeselken, een Brussels liedboek met wereldlijke liefdesliederen, herderszangen, drinkliederen en kluchtzangen uit 1659.
Komt Cupidoken, komt met my ten stryt,
Komt maeckt u booghsken en pyltjens bereyt,
‘kHeb een ghevonden,
Die ghy moet wonden,
Vermits ghy selfs daer van die oorsaekt zyt.
Duid de wijsaanduiding aan die bij dit lied hoort:
A. O Galathé, myn soete Galathé
B. Wilt ghy de liefde eten geven?
C. Cupido kleynen Godt
D. Siet den Prins komt gereden